You are here:

De gevolgen van corona: wat doet Curio om achterstanden bij leerlingen en studenten te verminderen?

Vorig jaar zijn we binnen Curio van start gegaan met het uitvoeren van de plannen uit het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs). Dit is een programma vanuit de overheid. Alle scholen in Nederland krijgen extra geld om te reageren op de gevolgen van de pandemie. Met dit geld wordt er hard gewerkt om leerlingen en studenten te helpen achterstanden weg te werken. Onze medewerkers vertellen hoe Curio dit budget inzet.

Deze keer aan het woord: Mies Knippenberg, vanuit het NP Onderwijs aan de slag als instructeur bij Curio prinsentuin Oudenbosch om leerlingen extra te ondersteunen.

Miesknippenberg
Mies Knippenberg, instructeur bij Curio prinsentuin Oudenbosch

Hoe ben je bij Curio terecht gekomen en wat is jouw achtergrond?

“Ik werk drie dagen in de week als instructeur praktijkvakken bij één van Curio’s vmbo-scholen. Toen de overheid kwam met extra geld werd ik door de onderwijsmanager gebeld of ik kon komen helpen. En zo geschiedde. Daarnaast loop ik stage bij de afdeling medewerker en organisatie in het kader van mijn master arbeids- & organisatiepsychologie.

Ik ben oorspronkelijk opgeleid als creatief therapeut. In de GGZ is het in dit vak redelijk normaal om via meerdere kleine contracten je week te vullen. Dat sprak me minder aan en daarom ben ik na mijn studie creatieve therapie als dramadocent in het voortgezet speciaal onderwijs gaan werken.

Ik ben echter heel breed ontwikkeld. Zo runden mijn partner en ik voor de pandemie samen een meubelmakerij. We hadden een aantal theaterdecors op stapel staan, maar die opdrachten vielen door COVID in het water. Omdat de uitdagingen in het onderwijs groot waren, heb ik toen besloten om terug te keren naar het onderwijs. Via een andere school ben ik uiteindelijk bij Curio terecht gekomen en dat bevalt uitstekend.”

Wat doe je als instructeur en waarom?

“Ik ben als instructeur breed inzetbaar, maar ik word vooral ingezet bij het vak kunst en cultuur. Daarnaast ben ik ook LOB-coach; loopbaanoriëntatie en begeleiding. Vanuit de Extra Hulp in de Klas en het NP Onderwijs kan ik als instructeur naast de docent in de klas helpen.

Denk hierbij aan een klas met bijna 30 leerlingen. Rechts een zaagmachine, links een pot met verf, terwijl leerlingen achterin in de klas zwaardvechten met linialen. Het is heel lastig om dat in je eentje in goede banen te leiden. Met zijn tweeën kunnen we het klassenmanagement beter organiseren, leerlingen die de opdracht lastig vinden extra helpen en leerlingen die zich vervelen extra uitdagen. Bovendien: als er uitval is, kan ik dat opvangen.

Door in veel verschillende klassen mee te lopen, leer je de leerlingen goed kennen en komt mijn hulpverlenende achtergrond goed van pas. Je ziet in de ogen van leerlingen wel hoe het met ze gaat. Tijdens de lessen loop ik rondjes en voer ik gesprekken met leerlingen. Soms help ik ze met iets creatiefs of praktisch. Soms help ik ze met iets persoonlijks. Die combinatie is heel sterk.”

Waar hebben de leerlingen behoefte aan?

“Leerlingen hebben steeds complexere ondersteuningsbehoeften. Vragen die je niet even oplost in een gesprekje met een mentor. Van oudsher hebben wij daar een goede structuur voor op school, maar het is een groeiende school. De combinatie van groei en ingewikkeldere vragen betekent dat de ondersteuning tegen haar grenzen aanloopt.

De pandemie heeft in elk geval vooral tot problemen op sociaal-emotioneel gebied geleid. Sommige leerlingen lopen misschien wat achter op de lesstof, maar daar zit niet de grootste uitdaging.”

Hoe gaat de school daar mee om?

“Zo goed en zo kwaad als het kan. Denk aan een extra conciërge om te zorgen voor rust op de gangen en in de kantine. Om ervoor te zorgen dat er altijd iemand is die de leerling ziet en aandacht kan geven of kan begeleiden naar een leerjaarcoördinator. Samen houden we zo de vinger aan de pols.

Naast mijn rol als instructeur ga ik na de meivakantie korte gesprekjes voeren met leerlingen. Denk aan een soort van spreekuur. Sommige van die gesprekjes zullen vijf minuten duren, andere gesprekken vragen meer tijd. Soms is de invulling heel praktisch van aard, op andere momenten bied je meer een luisterend oor. Het belangrijkste is dat de leerling weer op een goede manier deel kan nemen aan de lessen. Ook die tijd wordt vanuit het NP Onderwijs betaald.

De belangrijkste vraag die we onszelf en aan onze leerlingen stellen is: wie ben jij als mens en wat heb je nodig om je te ontwikkelen? Onze docenten moeten pedagogisch sterk genoeg zijn om iets te bieden. Die kwaliteit helpt enorm bij het begeleiden van onze leerlingen, want dit werk bestaat uit de hele dag maatwerk leveren: hoe ga ik vandaag met deze klas aan de slag?

Door de kracht van ons team is de sociale veiligheid bij ons op school ook op orde. Dat heb ik anders meegemaakt. Aangezien de basis op orde is, is er ruimte om op een goede manier met de lesstof aan de gang te gaan.”

Welke ondersteuning uit het NP Onderwijs zou standaard moeten zijn?

“Kleinere klassen en extra handjes in de klas. Die ondersteuning is echt heel belangrijk: een docent kan nooit overal tegelijkertijd zijn. Denk aan kinderen die met tuingereedschap rond een school lopen. Het gaat er dan echt niet om dat we al die kinderen moeten controleren. Maar je kan als docent onmogelijk elk kind continu aandacht geven. En dat is volgens mij het allerbelangrijkste: aandacht, aandacht en nog eens aandacht voor de leerlingen. Kijk en luister naar de leerling, dan weet je hoe het met ze gaat en op welke manier je ze kunt ondersteunen.”

Lees ook de andere interviews in deze reeks:

 

 

 

 

Lees ook